Spreuken 26:4

SVAntwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.
WLCאַל־תַּ֣עַן כְּ֭סִיל כְּאִוַּלְתֹּ֑ו פֶּֽן־תִּשְׁוֶה־לֹּ֥ו גַם־אָֽתָּה׃
Trans.’al-ta‘an kəsîl kə’iûalətwō pen-tišəweh-llwō ḡam-’ātâ:

Algemeen

Zie ook: Dwaasheid, Dwazen

Aantekeningen

Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

אַל־

-

תַּ֣עַן

Antwoord

כְּ֭סִיל

den zot

כְּ

-

אִוַּלְתּ֑וֹ

naar zijn dwaasheid

פֶּֽן־

-

תִּשְׁוֶה־

niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt

לּ֥וֹ

-

גַם־

-

אָֽתָּה

-


Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!